Tot in de jaren negentig hebben er meerdere eigenaren een garage gehad op Groenestraat 45 en 47. In de periode 1930 tot 1950 was Jan Stuiver hier gevestigd met een taxibedrijf en een garage. In het boek ‘Nering en Negotie in het Assendorp van weleer’ besteedden Coleta en Dick Hogekamp aandacht aan Jan Stuiver en zijn verblijf aan de Groenestraat. Met toestemming van de schrijvers en uitgever Evenboer-Boek, mag hun artikel op deze site geplaatst worden. Het artikel geeft een mooi tijdsbeeld van het reilen en zeilen in de Groenestraat.
Jan Stuiver werkte tot zijn huwelijk in 1928 in de nikkelfabriek van zijn vader in de Waterstraat. Een jaar na zijn trouwen kocht hij van Tuiter het pand aan de Groenestraat nummer 47. Dit huis had een grote tuin achter en naast het huis en daarop werd een garage gebouwd. In het woonhuis bevonden zich maar liefst zeven bedsteden. Teveel voor de familie Stuiver; enkele bedsteden werden uitgebroken om meer leefruimte te krijgen. Later werden enkele bedsteden gebruikt voor de wachtende chauffeurs, waarvoor ook een tafelbiljart beschikbaar was. De grote hulstboom die in de tuin stond werd verplaatst naar een boerderij van familie in Schelle en staat daar nog steeds. Om meer grond te verkrijgen werd ook de tuin van Klein Beekman aan de Molenweg gekocht en werd eveneens de tuin van het pandje waarin Westerop een kruidenierswinkeltje had aan zijn grond toegevoegd. De garage stond aan de Groenestraat op de plaats waar nu de woningen zijn afgebroken en een open verbinding is met de Blokstraat.
Nog voor de Tweede Wereledoorlog begon Stuiver met een compagnon, de heer Wilke, een motorenbedrijf aan de Deventerstraatweg. Hier werden met name Harley Davidson’s verkocht en onderhouden. Dit gold ook voor alle Harley Davidson motoren van de Zwolse politie. Doordat de agenten zich voor reperatie veelal eerst meldden in de Groenestraat, mochten de kinderen van Stuiver regelmatig meerijden in de zijspan naar de Deventerstraatweg. voor die tijd een bijzonder uitje.
In die tijd beschikte het bedrijf over zegge en schrijve één telefoon, die dus de hele avond roodgloeiend stond en die grotendeels door mevrouw Stuiver bemand werd. De chauffeurs kregen de nieuwe ritopdrachten steeds in het portiek van de woning als ze terugkwamen van een ritje; men kenden immers nog geen mobilofoons.
‘s Avonds waren er wel eens pieken met 125 taxiritten, die toen nog een kwartje per rit kostten. Dit was vooral het geval op bijvoorbeeld Sinterklaasavond, als alle Sinterklazen met een taxi hun huisbezoek wilde afleggen. Om die reden moesten de kinderen van Stuiver dan al om zes uur naar bed om hun geloof in Sinterklaas niet te verliezen.
Mevrouw Eikenaar, dochter van Stuiver, vertelde dat er op een gegeven moment difterie in het gezin heerste – een voor die tijd dodelijk ziekte die in het gezin Suitver het leven kostte aan een tweejarige zoontje en een negen maand oud dochtertje – en dat er daarom een bordje aan de deur zat, waarop stond dat er in dat huis een besmettelijke ziekte heerste. Het gevolg was dat de kruidenier, bakker, melkboer en groenteboer niet meer aan de deur kwamen.
Hetzelfde gebeurde als er roodvonk heerste. Het zal duidelijk zijn, dat dit erg lastig was in een tijd waarin het normaal was dat de kruidenier een boekje met de bestelling kwam ophalen en dit later thuis afleverde en de overige boodschappen aan de deur werden gekocht. Om de klantenkring van het taxibedrijf zo breed mogelijk te houden, werden de boodschappen per week verdeeld over de diverse middenstanders, hetgeen door mevrouw Stuiver strikt werd bijgehouden.
Omdat het bedrijf in een smalle straat in Assendorp zat waarbij niet alle auto’s in de garage pasten en ook de bezinepomp van Essolube de nodige overlast opleverde, bood Stuiver de bewoners van de Groenestraat als compensatie voor die overlast soms een dagje uit aan. Zoals gebruikelijk in die tijd bedankten de bewoners Stuiver hiervoor middels een advertentie in de Zwolsche Courant.
Naast het eigen bedrijf verzorgde Stuiver ook het inrijden van de nieuwe stadsbussen. Zo moest hij een keer een nieuwe stadsbus inrijden en heeft toen het Christelijk Zwolsch Mannenkoor aangeboden om mee te gaan. De mannen konden niet, maar stuurden hun vrouwen. Met deze dames ging Stuiver naar het Drielandenpunt in Vaals. Omdat men te laat terug kwam en de achtergebleven echtgenoten zich grote zorgen maakten, kwam de eerste echtgenoot de bus al tegemoet fietsen bij Zandhove.
Tijdens de oorlog werden uiteraard alle wagens door de Duitsers in beslag genomen, evenals de motoren. Het motorenbedrijf aan de Deventerstraatweg is na de oorlog dan ook verdwenen.Gedurende het begin van de oorlog vervoerde Stuiver mensen met een zelfgemaakte taxi, opgebouwd uit oude autobanken, een onderstel en een fietsframe ervoor. De eerste rit met de fietstaxi werd besteld door een echtpaar uit het Veeralleekwartier. tot grote schrik van de ‘chauffeur’ wilde men nar Elburg. Maar omdat klantvriendelijkheid hoog in het vaandel stond, durfde hij niet te weigeren. Dus werd er heen en weer gefietst naar Elburg. Later gaf men op voorhand aan dat de ritten zich moesten beperken tot binnen Zwolle, door ondervinding wijs geworden.
Stuiver begon na de oorlog opnieuw met zijn bedrijf in de Groenestraat. Men is er trots op over de eerste Oldsmobile in Zwolle te bschikken, later waren het er zelfs twee. Naast de garage en het taxibedrijf verhuurde men bromfietsen, met name Verini’s. Hier was toen veel vraag naar. In 1950 werd het bedrijf verkocht aan Beute, dealer van Zastava, Lada en Scaldia, die het later doorverkocht aan Van Beek, de Datsun-dealer.
Hogenkamp, C. & Hogenkamp, D. (2003). Nering en Negotie in het Assendorp van weleer (pp. 6-11). Zwolle: Evenboer-Boek